Circulair kantelen met de KIA CE

De programmamanagers van de KIA CE introduceerden zichzelf maandagochtend 1 februari tijdens de Nationale Conferentie Circulaire Economie, in een interactieve online sessie. Naast een overzicht van de thema’s binnen de KIA CE stond ook een aantal circulaire voorbeeldcases in de schijnwerpers.

“De aandacht voor de circulaire economie groeit sterk, nationaal en internationaal. Circulariteit is de moeder van alle transities, zoals die van energie en klimaatdie vinden hierin een plaats,” zei Emmo Meijer, voorzitter van het missieteam CE en boegbeeld van de topsector chemie. De urgentie is duidelijk: “Er zijn doorbraken nodig,” zei hij. Aan het eind van de sessie is Meijer nogmaals aan het woord. “Ik vond het een heel interessante workshop en een goede vorm om zo met elkaar in gesprek te gaan. Laten we kijken hoe we dit kunnen herhalen.”

De KIA CE richt zich op drie thema’s of Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP). De programmamanagers van deze drie thema’s introduceerden kort hun speerpunten: Navied Tavakolli vertelde over de uitdagingen in ontwerp, ontmanteling, recycling en logistiek binnen zijn MMIP 1, Ontwerpen voor circulariteit. Esther Zondervan lichtte toe wat MMIP 2, Circulaire grondstofketens en processen inhoudt. Tot slot vertelde Bart Volkers meer over MMIP 3, Vertrouwen, gedrag en acceptatie. Al deze programma’s staan uitgebreid beschreven op de website van de KIA CE.

Drie circulaire cases

In het tweede deel van deze sessie kwamen drie circulaire cases aan bod.

Lein Tange vertelde over het langdurige traject dat hij doorlopen heeft met PolystyreneLoop. Het bedrijf dat in 2017 werd opgericht, maar daarvoor een ontwikkeltraject van maar liefst 14 jaar kende, ontwikkelde een techniek om polystyreen en vlamvertragers in piepschuim van elkaar te scheiden. Beide stromen weer terug in de keten als grondstoffen van hoge kwaliteit voor – wederom – piepschuim en vlamvertragers. “Het geduld wat je nodig hebt voor het oprichten van zo’n bedrijf is niet in modellen te vangen,” zei Tange. Op een vraag uit het publiek welke kennis nodig is om zoiets te bewerkstelligen, antwoordde hij: “Je moet overal wat vanaf weten, van financiën tot juridische zaken. Daarnaast moet je veel vertrouwen hebben in mensen die het beter weten dan jijzelf.”

De tweede case is die van ECOR. Dit bedrijf, gepresenteerd door Eric Logtens, maakt volledig circulaire panelen voor onder andere meubels of wanden. De grondstof is cellulose uit bijvoorbeeld bierbostel, jeanssnippers of oud papier. “De uitdaging is nu om te commercialiseren, om op te schalen en productiecapaciteit te ontwikkelen voor de markt.” Uit het publiek kwam de vraag hoe je de keten van aanvoer van grondstoffen en afzet van producten organiseert. Logtens zei: “We bouwen communities van bijvoorbeeld designers, architecten en productontwikkelaars. Voor hen faciliteren we de co-creatie om tot een productapplicatie te komen. Er is altijd een samenwerking tussen de aanbieder van de reststroom, de voorbewerker, de fabriek en de afnemer en eindgebruiker van het product. De aanbieder van de reststroom kan dezelfde zijn als de afnemer van het product.”

Tot slot vertelde Niels van Stralen over Chaincraft, een bedrijf dat uit organische reststromen van groente- en fruitverwerkers hoogwaardige vetzuren maakt. Deze zijn geschikt voor gebruik in diervoeder en vervangen producten die uit palmolie of in de petrochemische industrie worden gemaakt. Het begon met een baanbrekende ontdekking aan de Wageningen Universiteit en inmiddels is 15 miljoen euro geïnvesteerd om te komen tot de huidige semi-commerciële fabriek. De volgende stap is een tien keer zo grote fabriek, die op termijn ook bijvoorbeeld gft-afval kan verwerken. “Wij bieden 70-80% reductie van CO2-uitstoot ten opzichte van palmolie of petrochemie. We hebben nog wel iets meer energie nodig dan bij een andere toepassing, namelijk het vergisten van deze reststromen tot biogas.” Het maakt dus voor het beoordelen van de duurzaamheid van een oplossing uit met welk alternatief je het vergelijkt.

Tot slot konden de deelnemers in een poll aangeven hoe de KIA CE hen zou kunnen helpen. Er bleek veel behoefte om verbinding te leggen: van wetenschappelijk onderzoek tot toepassingen en opschaling in de markt, dus door de hele innovatieketen heen, en tussen publieke en private partijen. Verder hebben de deelnemers behoefte aan begeleiding bij het opzetten van nieuwe programma’s en initiatieven. Deze zaken zijn precies diegene waar de KIA CE zich op richt.

Dit artikel delen:

Menu